Ongedocumenteerde jongeren krijgen in Amsterdam toegang tot hoger onderwijs

Als eerste stad in Nederland gaat Amsterdam ongedocumenteerde jongeren de mogelijkheid geven een studie te volgen aan een hogeschool of universiteit. De gemeente heeft hiervoor donderdag afspraken gemaakt met alle hoger onderwijsinstellingen in de stad. ‘Deze jongeren zijn net zo Amsterdams als mijn eigen kinderen’, aldus de betrokken wethouder.

Door Irene de Zwaan

De Universiteit van Amsterdam is een van de onderwijsinstellingen die deelneemt aan de proef. Beeld Joris Van Gennip

De Universiteit van Amsterdam is een van de onderwijsinstellingen die deelneemt aan de proef. Beeld Joris Van Gennip

Onder meer de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam doen mee. Het gaat om een proef van twee jaar, die volgende maand begint. De gemeente wil hiermee voorkomen dat jongeren zonder geldige verblijfsstatus in de illegaliteit belanden, waardoor ze minder kansen hebben.

Ongedocumenteerden zijn bijvoorbeeld uitgeprocedeerde vluchtelingen en economische migranten zonder verblijfsrecht. Zij zijn vaak werkzaam in het zwarte circuit, zoals de schoonmaak en de bouw. Voor huisvesting en financiële hulp zijn ze afhankelijk van hun eigen netwerk.

Ook kinderen van ongedocumenteerden die in Nederland zijn geboren, hebben geen geldige verblijfsstatus. Dit heeft tot gevolg dat hun recht op onderwijs op hun 18de verjaardag verloopt. Een vervolgopleiding aan een hogeschool of universiteit is daarom vaak niet mogelijk.

Impact

‘Deze maatschappelijke uitsluiting heeft grote impact op hun leven’, zegt Rutger Groot Wassink, wethouder Sociale Zaken en Diversiteit in Amsterdam. ‘Deze jongeren zijn net zo Amsterdams als mijn eigen kinderen. Ze zijn vaak hier geboren, kunnen hier naar school, gaan naar een sportclub, maar na hun 18de houdt het opeens op.’

De onderwijsinstellingen die het convenant hebben ondertekend – ook de Hogeschool Inholland en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten doen mee – bekijken of ze studenten tegen een gereduceerd tarief in de collegebanken kunnen laten plaatsnemen. Daarnaast zullen de instellingen ongedocumenteerden begeleiden bij het aanvragen van een studievisum. Dit is een ingewikkeld proces, dat ook onder de huidige wet- en regelgeving al mogelijk is, en waarvoor ongedocumenteerden moeten afreizen naar het land van herkomst.

Onder de radar

Het is niet bekend hoeveel ongedocumenteerden er in Amsterdam leven. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) gaat uit van 15 duizend, maar veel ngo’s komen in hun schattingen uit op het dubbele.

Omdat ongedocumenteerden onder de radar leven, is het lastig om deze groep te bereiken. De gemeente Amsterdam verwacht daarom dat in het eerste jaar van de pilot slechts zo’n vijf jongeren zullen deelnemen. ‘We hopen natuurlijk dat het er meer zijn’, zegt Groot Wasskink. ‘Voor ons is deze pilot ook van grote symbolische waarde voor de verdere normalisering van de positie van ongedocumenteerden in de stad.’

De wethouder wenst dat meer gemeenten het voorbeeld van Amsterdam volgen, en dat het uiteindelijk zelfs landelijk beleid wordt om ongedocumenteerden toegang te verlenen tot hoger onderwijs. Dat lijkt niet realistisch. Vanuit Den Haag wordt de afgelopen jaren juist ingezet op een sober regime voor ongedocumenteerden, om aanzuigende werking te voorkomen.

Het toekennen van studievisa aan mensen zonder verblijfsrecht druist in tegen dit beleid. Als een ongedocumenteerde zo een studie afrondt, kan die een werkvergunning aanvragen, waarmee vervolgens weer een huis gehuurd kan worden.

Volgens wethouder Groot Wassink kan een verdere legalisering van de positie van ongedocumenteerden juist een positieve bijdrage leveren aan het terugdringen van tekorten in sectoren als de zorg of het onderwijs. ‘We zien aan de ene kant enorme krapte op de arbeidsmarkt en aan de andere kant zijn er veel ongedocumenteerden die willen en kunnen werken. Laten we deze mensen met z’n allen omarmen en onderdeel maken van onze samenleving.’

Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant (10 maart 2022).